“Fuck fuck fuck” riep ze met beschamende opwinding tegen zichzelf in de auto, haar lippen stevig op elkaar geperst, alsof de woorden al te veel ruimte hadden gekregen. Ze kwam net van een personeelsfeest. Zij was één van de 300 collega’s die daar dansend de avond tegemoet ging. Dansen, wat hield ze van dansen. En hij ook. Hij, één van die andere 300 collega’s. Ze kon haar ogen niet van hem afhouden en werd tegen de achtergrond van Goldband “stiekem ben ik met je bezig”, ingenomen door één dwingende gedachte “waar is hij?”. Voor haar, op dat moment, was hij de enige die telde. Onderweg naar huis viel het besef als en slag op haar “Fuck, ik ben verliefd. Op iemand anders”.
Haar lippen bleven gesloten. Ze besefte meteen ‘dit mag niet’. Nu ze wist dat het er was, en dat het echt was, zou ze er met heel haar bestaan tegen vechten. Niemand zou het ooit weten. Hij niet en haar man niet. Dit springlevende, verboden gevoel was alleen van haar. Het kreeg enkel bestaansrecht in de ruimte tussen haar longen en hart, veilig opgeborgen achter de vastberaden wachters van 24 ribben. Daar mocht het rusten en roepen. Niet verder. Mentaal deed ze er een rood strikje rond, goed strak, om het netjes op z’n plaats te houden. Om vastberaden het leven te beschermen dat ze, samen met de man waar ze zielsveel van hield, zorgvuldig had opgebouwd. Ze besefte het op dat moment nog niet, maar dit zou de start zijn van een zoektocht naar deze vraag: kan je beide omarmen: het verlangen naar de vrijheid om te voelen en het verlangen naar de veiligheid om vast te houden?
Comments